Proeftuin Geopolymeren start met tien koplopers (juni 2019)
Om de ecologische footprint van beton te verlagen is geopolymeer een aantrekkelijke optie. Dit bindmiddel reduceert de CO2 uitstoot van beton. Omdat in Nederland nog weinig ervaring is met geopolymeren startten BouwCirculair en TNO een proeftuin. Doel is om met deze proeftuin, die een looptijd heeft van één jaar, een versnelde acceptatie en marktintroductie van geopolymeren in Nederland te bewerkstelligen.
lees verder
Tien koplopers doen mee aan de proeftuin, de gemeenten Alphen a/d Rijn, Amersfoort, Amsterdam, Dordrecht, Leeuwarden, Rotterdam, Utrecht en Veenendaal en de provincies Gelderland en Groningen.
De projecten zijn divers. Het betreft zes prefabbetonbestratingsprojecten, waarvan drie met producten van Struyk Verwo Infra en drie met producten van v.d. Bosch beton, en vier in situ beton projecten (twee fietspaden, een rotonde, en een bermbeton project).
Cofinanciering
Donderdag 9 mei kwamen de deelnemers bijeen in het TNO Lab in Delft. Tijdens de bijeenkomst werd het inspectieprotocol voor het Monitoringsprogramma Geopolymeren Beton gepresenteerd. Jeroen Kruithof, Senior Consultant Structural Reliability TNO, opende de bijeenkomst. “Gedurende een jaar inspecteert en monitort TNO de tien projecten. Het inspectieprotocol geeft daarbij handreikingen aan de deelnemers en stipt de verschillende acties aan.” Kruithof gaf aan dat deelnemers met hun ingediende projecten in aanmerking komen voor cofinanciering vanuit de Klimaatenvelop!. Eize Drenth, van Rijkswaterstaat, was aanwezig om dit nader toe te lichten. “De Klimaatenvelop! stelt in 2019 extra geld beschikbaar om via publieke inkoop een impuls te geven aan de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie.” De looptijd van de proeftuin is niet congruent met die van de Klimaatenvelop!, zo werd aangegeven door een van de deelnemers. Drenth bevestigde dat. Met Kruithof heeft hij kort na de bijeenkomst een oplossing gevonden met nieuwe voorwaarden.
Community
Het programma Klimaatenvelop! richt zich niet alleen op technische en duurzaamheidsaspecten van innovatievoorstellen maar juist ook op inkoopaspecten voor de korte en middellange termijn (opschaalbaarheid). Drenth is blij met de proeftuin die wat hem betreft moet functioneren als een echte community van deelnemers die elkaar regelmatig opzoeken om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen. “We willen de innovatievoorstellen uit dit geopolymeerprogramma in onze reguliere opgave (overheid) kunnen toepassen, daarvoor is nu al duidelijkheid over de vereiste inkoopcriteria (aanbestedingsregels, regel- en wetgeving) nodig,” vertelde Drenth.
Daaf de Kok, van BouwCirculair, haakte in op het aspect kennisdeling: “We worden overstelpt door informatie van marktpartijen. Maar die is vaak niet eenduidig en daarom lastig met producten van andere partijen te vergelijken. Daarom ben ik heel blij met de proeftuin en de inbreng van TNO. Op deze manier krijgen we data beschikbaar die op wetenschappelijke grondslag zijn verkregen en die eenduidig zijn. Deze informatie willen we vanuit BouwCirculair ook heel graag verder brengen en communiceren naar de rest van de sector.”
Toxisch
Het Monitoringsprogramma richt zich op technische en duurzaamheidsaspecten, vertelde Kruithof. Jolien Franke van de provincie Groningen vroeg of ook gekeken wordt naar toxiciteit. Penny Pipilikaki, TNO, gaf aan dat beton met geopolymeren niet toxisch is. “Wel is het zo dat het alkalisch niveau iets hoger ligt, maar dat binnen de toegestane bandbreedtes.” Kruithof benadrukte dat dit aspect wellicht later nog een plek krijgt, maar dat de monitoring zich vooralsnog bezighoudt met technische aspecten en duurzaamheid, “door informatie te verzamelen die via DuboCalc in MKI’s gewaardeerd kan worden, en die je opslaat in Nationale Milieudatabase zodat de gegevens uit de proeftuin voor iedereen beschikbaar zijn.”
Toelichting inspectieprotocol
Timo Nijland, TNO, gaf een toelichting op het inspectieprotocol en op de verschillende labbeproevingen. De deelnemers voeren zelf de visuele inspecties uit van hun project. “Om de resultaten van de visuele monitoring van verschillende objecten te kunnen vergelijken, is het van belang dat deze eenduidig en op dezelfde wijze worden vastgelegd. Daarin voorziet het inspectieprotocol. Alle deelnemers wordt gevraagd dit bij elke inspectie in te vullen en te ondersteunen met relevante foto’s. De inspecties worden uitgevoerd bij oplevering (nulinspectie), na een half jaar en na een jaar. Monstername vindt plaats bij oplevering en na een jaar. Mogelijk treden in de tussentijd relevante zaken op ten aanzien van kleur of vorm. De beheerder wordt gevraagd deze waar mogelijk zo volledig mogelijk te documenteren. De resultaten worden vervolgens per project geanalyseerd en gerapporteerd. Alle projecten samen worden ook geanalyseerd en de resultaten publiceren we in één rapport.”